Vanochtend werd er aangeklopt bij de Herberg en ik deed open. Voor mij stond een man die me met woeste blijk aankeek. ‘Wat kan ik voor u doen?’ Vroeg ik vriendelijk. ‘Ik wil graag een bed om in te slapen, ik heb de hele nacht doorgereden; mijn paard en ik zijn moe en ik heb honger' zei hij op barse toon. ‘Wie bent U? ’ vroeg ik. Hij gaf me een hand en zei: ‘mijn naam is Hans Boos’. ‘Komt u binnen’ zei ik . Ik gaf hem te drinken en te eten en ik ging bij hem zitten. ‘Vertel eerst maar eens rustig …‘ dan zal ik je daarna je kamer wijzen.