Op eerste kerstdag kondigde het echte verhaal zich bij de ‘Dans van de zalige geesten” van C.W. Gluck (arr). aan. Toeval bestaat niet A, hij is voor jou. http://nl.youtube.com/watch?v=OFoPzHJyH5o
(0 -11) Ik zal je wat vertelen over een heel mooi paar
(11-21) Luister goed het is niet fijn maar wel echt waar… echt waar……
(21-31) Ze kwamen uit Parijs, om op het platteland te rentenieren.
(0 -11) Ik zal je wat vertelen over een heel mooi paar
(11-21) Luister goed het is niet fijn maar wel echt waar… echt waar……
(21-31) Ze kwamen uit Parijs, om op het platteland te rentenieren.
(31-41) Om daar met jagen, drinken, eten, samen feesten hun oude dag te vieren
(41-55 ) Toen kwam het onheil in hun leven
(55-1.04) O lieve man waar ben je toch gebleven
(1.04-1.25) Zijn blik werd leeg en alles werd vergeten
(1.25-1.47) Hij kijkt ons nu vertwijfeld aan en blijkt niets meer te weten.
(1.47-1.55) Oh schone ‘Jeugd’ geniet toch van het mooie leven, want het verval komt sneller dan je denkt
(1.55-2.16) Die knappe man kan haar nu niets meer geven. ‘t is enkel Zorg die zij nog aan hem schenkt
(2.16-2.38) De vrouw woont samen met haar ‘lege’ man, een duif, een hond, twee schapen en een fijne buur daar boven op die berg.
(2.38-3.02) En midden in de winter is het stil, verlaten in het kleine dorp, maar als je aanklopt aan de deur dan is het niet alleen maar erg
(3.02-3.40) Dan opent zij die vlot,
dan is het warm, we eten taart en drinken dan champagne.
Ze lijken dan te schikken in hun lot.
(41-55 ) Toen kwam het onheil in hun leven
(55-1.04) O lieve man waar ben je toch gebleven
(1.04-1.25) Zijn blik werd leeg en alles werd vergeten
(1.25-1.47) Hij kijkt ons nu vertwijfeld aan en blijkt niets meer te weten.
(1.47-1.55) Oh schone ‘Jeugd’ geniet toch van het mooie leven, want het verval komt sneller dan je denkt
(1.55-2.16) Die knappe man kan haar nu niets meer geven. ‘t is enkel Zorg die zij nog aan hem schenkt
(2.16-2.38) De vrouw woont samen met haar ‘lege’ man, een duif, een hond, twee schapen en een fijne buur daar boven op die berg.
(2.38-3.02) En midden in de winter is het stil, verlaten in het kleine dorp, maar als je aanklopt aan de deur dan is het niet alleen maar erg
(3.02-3.40) Dan opent zij die vlot,
dan is het warm, we eten taart en drinken dan champagne.
Ze lijken dan te schikken in hun lot.